Overal in Nederland klinkt het gefluister, steeds luider, steeds dwingender: “Waarom blijven we nog?” Aan keukentafels, in kroegen, op schoolpleinen, in WhatsApp-groepen — gewone Nederlanders twijfelen openlijk aan hun toekomst hier. Niet omdat ze avontuur zoeken. Niet omdat ze Nederland zat zijn. Maar omdat ze hun kinderen zien worstelen in een land dat hen niet meer veilig houdt, hen niet meer wil. Een land dat hun cultuur bespuugt en hun portemonnee leeg trekt met belastingen, accijnzen en prijzen die het leven onleefbaar maken. Dit is geen stille exodus meer. Dit is een open wond.
Zeg het hardop, en je wordt verguisd. Racist. Xenofoob. Ondankbaar. Maar de waarheid snijdt als een scheermes: Nederland verraadt zijn eigen kinderen. En de werkende man? Die mag kapot werken om een systeem te voeden dat hem uitspuugt. Steeds meer gezinnen zeggen het nu openlijk: “We denken aan vertrekken. We móéten wel.”
Kinderen in de vuurlinie: een gestolen jeugd
Stel je voor: je zoon van 13 komt thuis, zijn rugzak gescheurd, zijn ogen dof. “Ze noemden me kankerkaaskop, papa. Ze spuugden op me.” Je dochter van 11 durft niet meer alleen naar school, omdat een groep jongens haar “witte slet” noemde in de bus. Dit is geen zeldzaamheid. Dit is het nieuwe normaal in wijken van Amsterdam tot Zwolle, van Utrecht tot Eindhoven. In klassen waar 70-80% een migratieachtergrond heeft, is jouw kind een doelwit. Ze leren zwijgen, zich klein maken, hun trots inslikken. Of ze harden af, verliezen hun glimlach, hun jeugd. En jij, ouder, voelt je hart breken. De leraar zegt: “Praat erover.” De politie zegt: “Geen bewijs.” Je kind staat er alleen voor.
Straatterreur is alledaags. Bushokjes in puin. Winkels leeggeroofd. Messen getrokken op schoolpleinen. De krant mompelt: “Jongeren.” Nooit: Marokkaanse tieners belaagden een meisje. Nooit: Somalische jongens sloegen een jongen in elkaar. De waarheid wordt gesmoord, maar ouders zien het. Ze zien hun dochter ’s avonds binnen blijven, bang voor de straat. Hun zoon die een omweg neemt om “de groep” te mijden. En ze schreeuwen in stilte: waar is het Nederland dat mijn kind beschermde?
Onderwijs: een mes in je wortels
In de klas krijgt je kind een mokerslag. Nederland is slecht. Koloniaal. Racistisch. Sinterklaas is een schande, de vlag een provocatie. Zeg dat je van je land houdt, en je wordt naar de zorgcoördinator gestuurd voor een lesje “inclusie”. Scholen zijn geen plek meer voor kennis, maar voor schuld. Je kind leert zich te schamen voor wie het is. Ouders bijten op hun tanden: “Mijn zoon wordt gehersenspoeld. Mijn dochter wordt haar trots afgenomen.” Steeds meer gezinnen zeggen het hardop: “Als dit het onderwijs is, zoeken we een ander land.”
Financieel gewurgd: werken is zinloos
En dan je bankrekening. Je slooft je uit, 40 uur per week, en wat blijft over? Kruimels. Belastingen slokken 40-50% van je inkomen op. Benzine? €2,10 per liter door torenhoge accijnzen. Boodschappen voor een gezin van vier? €160 per week, als je oplet. Huur of hypotheek? €1500-2000 per maand in de stad. En waar gaat je geld naartoe? Naar asielopvang, subsidies, een bureaucratie die jouw gezin vergeet. Een verpleegster, een timmerman, een leraar — ze werken zich kapot en staan rood. Je spaart niet voor je kinderen, je spaart om te overleven. En je hart huilt: “Ik werk me dood, maar mijn kinderen hebben geen toekomst.” Steeds meer Nederlanders zeggen het nu openlijk: “Dit is geen leven. Dit is knechting.”
Een land dat zichzelf haat
Je hebt je leven lang bijgedragen. Straten schoongehouden. Belastingen betaald. En nu? Jouw kind moet buigen om te mogen bestaan. Jouw spaargeld verdampt aan een systeem dat nieuwkomers voorrang geeft: huizen, zorg, toeslagen. Jij krijgt een rekening en een sneer. Steeds meer gezinnen schreeuwen het uit: “Waarom blijven we in een land dat ons veracht?” Ze kijken naar Hongarije, waar hun zoon ’s avonds veilig fietst. Naar Portugal, waar een huis niet je hele loon opslokt. Naar Polen, waar hun dochter mag zijn wie ze is. Ze vertrekken niet uit luxe. Ze vertrekken omdat Nederland hen eruit jaagt.
De stilte is moordend
De elite zwijgt, verscholen in hun villawijken. Politici preken “diversiteit” vanaf hun Haagse bubbel, terwijl hun kinderen op privéscholen zitten. De media spinnen: “Samenleving is kracht!” Maar in de echte wereld, in de wijken, in de rijtjeshuizen, klinkt een andere waarheid. Ouders huilen: “Ik wil mijn kind zijn glimlach teruggeven.” Gezinnen smeken: “Geef ons ons land terug.” In WhatsApp-groepen, op expatforums, in stille gesprekken groeit de vraag: “Waarom offer ik mijn gezin op aan een land dat zichzelf haat?” Dit is geen verzinsel. Dit is de rauwe pijn van tienduizenden Nederlanders die veiligheid, trots en een betaalbare toekomst zoeken — elders.
De cijfers liegen niet
De exodus is geen gerucht. Volgens het CBS emigreerden in 2023 ruim 160.000 Nederlanders, een stijging van 10% ten opzichte van 2020. In 2024 groeide dit aantal verder, met name gezinnen richting Spanje, Portugal en Hongarije, vaak om “culturele” en “economische” redenen. Het CBS meldt ook: in grote steden heeft 50-80% van de scholieren een migratieachtergrond, en jeugdcriminaliteit steeg in 2024 met 7% in diverse wijken. De belastingdruk? 40-50% voor middeninkomens, een van de hoogste in Europa (OECD). Benzineaccijns en btw stegen sinds 2023, terwijl woonkosten in steden vaak €1500-2000 per maand bedragen (Nibud). En op X klinkt het sentiment luid: “Nederland is kapot,” schrijven gebruikers. “20.000 Nederlanders vertrekken per maand,” claimt een ander — een overdrijving, maar het gevoel is echt.
Wie blijft er nog?
Niet iedereen kan weg. Maar de vraag snijdt als een dolk: als gezinnen vertrekken, wie redt Nederland dan? Een land dat zijn kinderen niet beschermt, zijn werkers uitknijpt en zijn cultuur veracht, is een land dat sterft. Steeds meer Nederlanders zeggen het nu openlijk: “We denken aan vertrekken.”