De Nederlandse burger is er klaar mee. Al jaren. De hufterigheid, het gescheld, de dreigende blikken. Jongens op dure fatbikes, capuchon op, telefoon in de hand om weer een nieuw filmpje te maken waarin ze een willekeurige voorbijganger belachelijk maken, intimideren of gewoon uitschelden voor “kankerjood”, “hond” of “hoer”.
En ja — we mogen het zeggen: het zijn vaak jongeren met een islamitische achtergrond. Jongens die allang niet meer zoekende pubers zijn, maar jonge mannen die bewust kiezen voor confrontatie, haat en verachting van de samenleving die hen alles geeft en niets terugkrijgt.
Ze hebben niets met de zogenaamd vredige islam waar men zo graag over spreekt. Deze jongeren voeren geen innerlijke strijd, ze voeren een straatoorlog — tegen Nederland, tegen onze waarden, en tegen iedereen die anders is dan zij.
Leven in haat, profiteren van vrijheid
Wat deze jongens vooral goed kunnen, is haten én profiteren tegelijk. Ze haten onze vrijheid van meningsuiting, maar gebruiken diezelfde vrijheid om anderen uit te schelden en te bedreigen. Ze haten onze open samenleving, maar leven wel op kosten van diezelfde staat. Ze haten homoseksualiteit, Joden, vrouwen met een mening — maar ze houden zielsveel van hun studietoelage, zorgverzekering en toeslagen.
Ze verachten Nederland tot in het diepst van hun vezels, maar zouden nergens anders willen wonen. Want nergens hebben ze het zó goed als hier.
Ze zijn opgegroeid in wijken die ooit leefbaar waren, maar nu onder hun laarzen liggen. Ze gedragen zich als koningen van de straat, onaanraakbaar, onaantastbaar. Ze filmen hun daden, zetten ze op TikTok, en lachen erom. Niet uit onwetendheid, maar uit pure arrogantie.
Geen slachtoffer, maar dader
Wat deze jongeren niet meer zijn, is slachtoffer. Dat tijdperk is voorbij. De kansen zijn er. School is gratis. Sportclubs staan open. Er zijn eindeloze welzijnsprojecten, buurthuizen, jongerenwerkers en mentorprogramma’s. Maar ze weigeren. Niet omdat het niet kan, maar omdat het niet stoer is.
Wat wel stoer is? Drugs verkopen. Macht uitstralen. Agressie tonen. Vrouwen vernederen. Handen schudden met een dealer, niet met een docent. Dát is status.
Dat is geen achterstand meer, dat is een bewuste keuze voor de straat. En die keuze zie je terug in hun gedrag: verachting voor gezag, haat tegen andersdenkenden, en een gewelddadige afkeer van alles wat westers, vrij of tolerant is.
Straatwerkers als verlengstuk van het probleem
En wie komt er dan om te helpen? De straatwerkers. Vaak mannen met dezelfde culturele of religieuze achtergrond, ingehuurd door gemeenten in de hoop dat “iemand van hun eigen kring” ze misschien wel bereikt.
Maar wat gebeurt er echt? Deze straatwerkers werken het probleem eerder in de hand dan dat ze het oplossen. Ze stellen zich niet neutraal op. Ze praten jongeren zelden echt aan op hun gedrag. Ze zijn eerder bezig hun eigen culturele trots te beschermen dan grenzen te stellen.
Ze willen hun afkomst niet ‘verloochenen’ en kiezen dus vaak voor begrip in plaats van begrenzing. Ze waarschuwen jongeren niet voor de gevaren van haat, maar voor "stigmatisering door de buitenwereld". Daarmee bevestigen ze juist het slachtofferschap waar deze jongens zich zo graag in wentelen.
Zo houden ze de cirkel in stand: kwaad gedrag wordt niet bestreden, maar subtiel goedgepraat. De straatwerker wordt geen brug, maar een muur tussen de samenleving en deze ontspoorde jongeren.
De Nederlander is het zat
De gewone Nederlander — die werkt, belasting betaalt en zijn kinderen probeert op te voeden met fatsoen — ziet het allemaal gebeuren. Hij ziet hoe zijn buurt afglijdt. Hoe agenten worden uitgescholden. Hoe vrouwen worden lastiggevallen. Hoe het gezag wordt uitgelachen.
En hij is het zat. Niet uit haat, maar uit vermoeidheid. Uit frustratie dat zijn geduld, zijn tolerantie, zijn welwillendheid wordt misbruikt. De Nederlander ziet dat hij altijd maar moet geven, en dat hij er arrogantie en bedreigingen voor terugkrijgt.
Deze jongeren weten dat ze worden uitgekotst — en hun reactie is niet om hun gedrag te verbeteren, maar om nog harder terug te haten. Nog meer confrontatie, nog meer minachting, nog meer straatterreur. Dat is hun antwoord.
Tijd voor helderheid
Het is tijd voor een harde maar eerlijke conclusie: dit is geen religieuze zoektocht, dit is geen identiteitscrisis. Dit is een generatie die gekozen heeft voor haat, geweld en intimidatie — en die religie, afkomst en slachtofferschap gebruikt als schild.
Willen we dat onze buurten weer leefbaar worden, dan moeten we ophouden met vergoelijken. Dan moeten we:
-
Straatterreur keihard aanpakken, zonder aarzeling.
-
Gemeentelijke projecten herzien en afrekenen op resultaat, niet afkomst.
-
Straatwerkers vervangen door échte rolmodellen, niet cultuurknuffelaars.
-
Crimineel gedrag linken aan privileges: wie overlast zaait, raakt voorzieningen kwijt.
-
En eindelijk erkennen dat dit wél te maken heeft met cultuur én met religie.
Dit gaat niet over alle moslims. Maar het gaat wél over een harde, groeiende kern die onze samenleving met minachting bekijkt — en dat mag gezegd worden.
Nederland is een tolerant land, maar geen dom land. De rek is eruit. En als deze jongeren denken dat ze met hun fatbikes en straatregels de baas zijn, dan is het tijd dat de samenleving opstaat en zegt: jullie hebben lang genoeg geprofiteerd — nu is het afgelopen.
