Het is kwart over twaalf: de straat is van het tuig, en Nederland zwijgt zich kapot

Ik heb niet veel op met Thierry Baudet. Vaak te theatraal, te weinig geworteld in de dagelijkse realiteit. Maar wat hij deze week uitsprak, snijdt dwars door de verstikkende stilte heen. Hier spreekt hij de waarheid. En raakt hij precies de kern. Want wat hij zegt, is wat elke gewone burger allang ziet, voelt en weet: Nederland is niet langer van iedereen. De straten, pleinen en parken — ooit publieke ruimte voor iedereen — zijn in steeds meer buurten verworden tot territorium van het hardste geschreeuw, het brutaalste gedrag en het schaamteloze geweld. En wie het aandurft daar iets van te zeggen, wordt niet gehoord, maar verdacht gemaakt.

De straat is gekaapt — en niemand durft dat nog hardop te zeggen

Kijk om je heen. Loop door een gemiddelde stad, door een buitenwijk, door een station. Overal hetzelfde beeld: groepjes jongens op fatbikes en scooters, zonder helm, zonder grenzen. Ze razen over stoepen, slingeren tussen auto’s, rijden door rood — alsof de openbare ruimte van hen is, en van hen alleen. Als ze een kind omver rijden, lachen ze je uit. Spreek je ze aan, dan sta je binnen een minuut tegenover een hele groep. Met opgepompte bravoure, dreigende taal en een totaal gebrek aan respect. De rollen zijn omgedraaid: wie zich fatsoenlijk gedraagt, is het mikpunt. Wie durft te corrigeren, wordt het slachtoffer. Straattuig voelt zich onaantastbaar — en is het in de praktijk ook.

De angst sluipt naar binnen. Letterlijk.

Wat het meest verontrust, is dat dit niet meer beperkt blijft tot incidenten of probleemwijken. Het sijpelt overal door. En het meest tragische is dat zelfs jonge kinderen nu de prijs betalen voor het wegkijken van de politiek. Steeds vaker houden ouders hun kinderen binnen, uit angst voor wat er buiten gebeurt. Niet in oorlogstijd, maar hier, in Nederland. Gewone ouders, in gewone wijken, die het niet langer aandurven hun zoon of dochter alleen naar school of naar de speeltuin te laten gaan. En wie hen wegzet als paniekzaaiers, moet beter opletten. Want dit is geen angst die uit de lucht komt vallen. Dit is gebaseerd op ervaringen. Op situaties waarin jongetjes van amper twaalf — met een mentaliteit die je bij volwassen criminelen zou verwachten — openlijk roepen dat “de moslims dit land gaan overnemen”, terwijl ze lachend en brutaal een groepje Nederlandse kinderen omsingelen, intimideren en vernederen. Dit gebeurt. Elke dag. In steeds meer steden. En dat is geen cultuurverrijking. Dat is pure terreur. Klein begonnen, maar inmiddels genormaliseerd.

Speeltuinen, zwembaden, bushaltes: openbare ruimte is niet meer openbaar

De plekken waar mensen vroeger samenkwamen — waar kinderen speelden, jongeren hingen, ouderen wandelden — zijn tegenwoordig bezette zones. In zwembaden worden badmeesters geïntimideerd en meisjes lastiggevallen. In speeltuinen wordt de sfeer bepaald door groepjes met een grote mond en een nog grotere afkeer van gezag. De NS kan borden ophangen tot het blauw ziet, maar wie vandaag de trein instapt, hoort tieners via hun speakers de hele coupé overnemen. Niet als uitzondering, maar als gewoonte. Er is geen schaamte meer. Geen zelfbeheersing. Geen grenzen. En de overheid? Die doet alsof het over integratie gaat. Alsof dit met voorlichtingsfilmpjes op te lossen is.

Iedereen weet wie het zijn. Niemand durft het te zeggen.

Het gaat vaak om jongeren met een migratieachtergrond, geboren en getogen in Nederland, maar met een afkeer van de samenleving die hen alles geeft en niets terugkrijgt. Ze minachten de vrijheden die hier zijn bevochten, omdat ze nooit hebben geleerd wat het betekent om daar verantwoordelijk mee om te gaan. En dat is het echte probleem: we hebben generaties getolereerd, gesubsidieerd, beschermd, maar nooit gecorrigeerd. En wie nu durft te benoemen dat er een etnisch patroon zichtbaar is in veel straatterreur, wordt geframed als racist. Maar wegkijken is géén deugd. Wegkijken is verraad. Aan meisjes die zich niet meer veilig voelen. Aan ouderen die worden beroofd in hun eigen straat. Aan jonge kinderen die opgroeien met angst in hun lijf. En aan elke Nederlander die dit land nog fatsoenlijk wil houden.

De overheid kijkt weg. De burger betaalt de prijs.

In plaats van optreden tegen het straatgeweld, richt de staat zijn middelen op kritische burgers. Meer camera’s. Meer controle. Meer “haatspraak”-wetgeving. Alles om zogenaamd extremisme in de kiem te smoren — terwijl het echte extremisme open en bloot de straat domineert. De politie herkent demonstranten met gezichtssoftware, maar staat machteloos tegenover relschoppers in zwembaden. De politiek wil woorden reguleren, maar doet niets tegen daden. Het resultaat is een volk dat zwijgt, dat zich terugtrekt, dat het vertrouwen in de rechtsstaat verliest. Precies zoals het tuig het wil.

De multiculturele samenleving is geen verrijking. Het is een mislukking die erkend moet worden.

Al twintig jaar waarschuwen mensen als Fortuyn voor wat er komen ging. Niet uit haat, maar uit liefde voor een land dat veiligheid, vrijheid en beschaving kende. Maar de waarschuwingen zijn genegeerd. Weggelachen. Gedemoniseerd. En nu zitten we met de brokstukken. We hebben geen één samenleving gecreëerd, maar meerdere naast elkaar — die niets met elkaar delen behalve wederzijdse irritatie. En zolang de politiek blijft praten over ‘diversiteit’ terwijl mensen zich steeds onveiliger voelen, zal die kloof alleen maar verder groeien.




Er is nog maar één vraag: wie durft er nog op te staan?

Wie nu nog zwijgt, werkt actief mee aan het verval. Geen taboes meer. Geen eufemismen. Geen politiek correct gezwijmel. We hebben te maken met een diepgeworteld probleem dat alleen oplosbaar is met politieke moed en radicale keuzes. De instroom moet stoppen. Wie zich niet aanpast, moet terug. De wet moet gehandhaafd worden, keihard. De straat moet weer van iedereen worden — niet van het hardste geschreeuw. En ja, dat betekent kiezen voor confrontatie. Voor botsing. Voor duidelijkheid. Maar liever dat, dan leven in een land waar ouders hun kinderen niet meer durven laten buitenspelen.

Want dit land verdient beter dan lafheid. Beter dan wegkijken. Beter dan de permanente staat van angst waarin we nu terecht zijn gekomen.

Het is geen vijf voor twaalf meer. Het is kwart over twaalf. Tijd om de stilte te doorbreken.

Een reactie posten

Nieuwer Ouder