We leven in een tijd waarin alles tegelijk lijkt te gebeuren. De ene crisis is nog niet voorbij, of de volgende kondigt zich alweer aan. Eerst was er corona, daarna Oekraïne, toen inflatie, toen het stikstofdossier, daarna de energiecrisis. Inmiddels is migratie hét grote gesprek van de dag, gevolgd door de Gaza-kwestie, klimaat, woke, en zelfs de dreiging van voedseltekorten. Voor veel mensen voelt het alsof het nooit meer rustig wordt. Alsof we gevangen zitten in een eindeloze stroom van verwarring, verdeeldheid en spanning.
Die spanning is echt. Steeds meer mensen voelen zich vervreemd van het land waar ze in zijn opgegroeid. De omgangsvormen veranderen, de normen verschuiven, de samenstelling van wijken verandert razendsnel, en politieke beslissingen lijken niet langer in het belang van het volk te worden genomen. Ondertussen worden kritische geluiden weggezet als gevaarlijk, radicaal of desinformatie. Wat je ook vindt van die ontwikkelingen, één ding is zeker: het vertrouwen in de overheid, media en instituties staat op een historisch dieptepunt.
De belangrijkste vraag is daarom niet langer of er iets aan de hand is, maar wat er werkelijk aan de hand is.
En misschien nog belangrijker: waar gaat dit naartoe?
| Niet het 1984 uit het verhaal |
Nederland in permanente crisis
Wat je de afgelopen jaren in Nederland hebt gezien, is dat het woord ‘crisis’ geen uitzondering meer is, maar een constante factor. We zijn als samenleving in een toestand gebracht waarin haast geen moment meer rust of stabiliteit lijkt te bestaan. Een pandemie betekende anderhalf jaar van vrijheidsbeperkingen, groepsdruk en angst. Daarna volgde een oorlog aan de Europese grens, die niet alleen militair werd uitgevochten, maar ook economisch voelbaar werd via stijgende gasprijzen en energiearmoede. Terwijl men nog bijkwam van die schok, werd de stikstofcrisis aangegrepen om ingrijpende besluiten te nemen over grondgebruik, landbouw en woningbouw.
En dan zijn we nog niet eens aangekomen bij de migratiecrisis.
Nederland ontvangt al jaren grote aantallen migranten en asielzoekers, veelal uit conflictgebieden in het Midden-Oosten, Afrika en recentelijk ook Oekraïne. Het draagvlak voor deze opvang daalt in hoog tempo, terwijl de instroom niet wezenlijk afneemt. Burgers krijgen te maken met wachtlijsten voor woningen, druk op zorg en onderwijs, spanningen in wijken, en een overheid die zegt “het maximale te doen” terwijl ze de grenzen feitelijk openhoudt. Er is in grote delen van de samenleving sprake van een sluimerende woede — niet per se tegen de migrant zelf, maar tegen het systeem dat deze situatie creëert en in stand houdt.
Als gevolg daarvan ontstaan tegenbewegingen. Boerenorganisaties, burgerprotesten, demonstraties voor remigratie, en online gemeenschappen waarin wantrouwen tegenover de overheid openlijk wordt uitgesproken. Steeds vaker hoor je mensen zeggen: “Ik herken mijn eigen land niet meer.” Dat is geen holle retoriek — het is een diepe, existentiële crisis van identiteit, vertrouwen en verbondenheid.
De kracht van verdeeldheid
Wat opvalt is dat al deze conflicten en debatten uiteindelijk steeds leiden tot dezelfde uitkomst: de samenleving raakt verder verdeeld. Links tegen rechts, jong tegen oud, stedelijk tegen landelijk, progressief tegen conservatief, migrant tegen autochtoon, woke tegen klassiek. Er ontstaat een klimaat waarin het moeilijk wordt om nog een gesprek te voeren zonder dat iemand zich aangevallen voelt. In plaats van begrip en nuance overheerst de drang tot positioneren: ben je voor of tegen?
Deze verdeeldheid is niet alleen het gevolg van maatschappelijke spanningen — het is ook een politiek nuttige toestand. Want een verdeelde samenleving is makkelijker te beheersen. Als mensen elkaar wantrouwen, zullen ze zich minder snel organiseren tegen het systeem dat hen uit balans brengt. Als de burger boos is op zijn buurman, blijft de macht ongemoeid. Het is de oudste tactiek uit de geschiedenis: verdeel en heers. En het werkt nog steeds. Alleen nu is het verfijnder. Nu komt het via je tijdlijn, je nieuwsapp, je talkshows en je algoritmes.
We leven in een informatietijdperk waarin perceptie macht is. Wie het verhaal bepaalt, bepaalt de werkelijkheid. En wie de werkelijkheid controleert, heeft geen geweld meer nodig. Als je mensen kunt laten geloven dat de ander hun vijand is, zullen ze nooit meer gezamenlijk de werkelijke oorzaak van hun onrust aanpakken.
De bouw van een nieuw systeem
Wat ondertussen vrijwel onopgemerkt gebeurt, is dat er een nieuw maatschappelijk model wordt opgebouwd. Een model dat draait om controle, centralisatie en digitalisering. Onder het mom van veiligheid, duurzaamheid en crisisbestrijding worden fundamentele veranderingen doorgevoerd. Denk aan het afschaffen van contant geld en de invoering van een digitale euro. Denk aan digitale identiteiten waarin je medische gegevens, reisbewegingen, energieverbruik, CO₂-uitstoot en zelfs sociale gedrag worden gekoppeld aan één systeem.
Deze maatregelen worden gepresenteerd als praktische vooruitgang, maar zijn in feite een radicale herstructurering van onze samenleving. Ze verschuiven de macht van de burger naar centrale instituten — zonder dat daar een breed maatschappelijk debat over is gevoerd. In de tussentijd raakt de bevolking afgeleid door onderlinge conflicten. We maken ons druk over wie wat mag zeggen, welke vlag er op een balkon hangt, en hoe iemand zich identificeert, terwijl er op beleidsniveau een technocratisch systeem ontstaat dat steeds minder ruimte laat voor afwijking of kritiek.
Crisis als gereedschap, niet als vergissing
Het is belangrijk om te begrijpen dat deze ontwikkelingen geen fouten zijn. Ze zijn geen “domme beslissingen” van politici of toevallige samenloop van omstandigheden. Wat we zien is een gebruik van crisis als instrument om beleid versneld door te voeren. In beleidskringen wordt dit benoemd als “noodzaak tot transformatie”. Denk aan de woorden van Klaus Schwab van het World Economic Forum: “You’ll own nothing and you’ll be happy.” Het klinkt als een dystopie, maar wordt steeds vaker gepresenteerd als wenselijk toekomstbeeld.
De pandemie liet zien hoe snel en ver mensen bereid zijn hun vrijheid op te geven als er angst heerst. Klimaatnoodtoestanden, voedseltekorten of migratiecrises kunnen eenzelfde effect hebben. De overheid hoeft dan niet te dwingen — mensen vragen zelf om regels, controle en veiligheid. Dat is het ware gezicht van moderne macht: niet onderdrukken met geweld, maar verleiden met bescherming.
De rol van de burger
Toch ligt hier ook de sleutel tot verandering. Want zolang mensen zich laten meeslepen door emoties, door partijpolitiek, door oppervlakkige debatten en opgeklopte conflicten, blijft het systeem in stand. Maar als mensen elkaar weer weten te vinden — los van hun verschillen — dan ontstaat er iets dat werkelijk gevaarlijk is voor de machthebbers: een bewuste, verbonden samenleving.
Die begint met vragen stellen. Waarom wordt kritiek op migratie gelijkgesteld aan haat? Waarom worden boeren als bedreiging gezien, terwijl ze het land voeden? Waarom mag men alles zeggen over klimaat, maar niets over centrale macht? Waarom wordt het normaler om te worden gevolgd, gescand en beoordeeld op je gedrag? En waarom voelen steeds meer mensen dat ze zich moeten aanpassen aan een systeem dat ze nooit hebben gekozen?
Dit is de eindfase
We zitten niet meer in het begin van een plan. De tijd van discussiëren óf er iets speelt, is voorbij. We bevinden ons midden in de eindfase van een al jaren ingezet traject dat Nederland moet transformeren tot een volgzaam, digitaal gecontroleerd, centraal bestuurd onderdeel van een supranationaal geheel. Deze eindfase is te herkennen aan een paar essentiële kenmerken.
Ten eerste: de versnelling van beleid onder druk van crisis. Wat jarenlang ‘onbespreekbaar’ was, wordt nu plots ingevoerd omdat het ‘moet’. Denk aan de digitalisering van je portemonnee en identiteit, onder het mom van efficiëntie en veiligheid. Denk aan de onderwerping van de landbouw aan stikstofregels die voortkomen uit internationale modellen. Denk aan migratie, dat niet meer wordt besproken als nationale keuze, maar als Europees verplichting.
Ten tweede: de afname van publieke inspraak. De burger voelt zich structureel buitengesloten van besluitvorming. Referenda zijn afgeschaft. Burgerfora worden gefaciliteerd, maar de uitkomsten worden genegeerd als ze niet overeenkomen met het vooraf bedachte pad. Verkiezingen leiden nauwelijks tot beleidswijzigingen. Coalities verschuiven, maar de richting blijft gelijk.
Ten derde: de normalisering van bewaking, controle en gedragssturing. Wat begon als een QR-code om te reizen, verandert langzaam in een digitaal gedragsmodel waarin je toegang tot diensten en vrijheid afhankelijk wordt van je gezondheid, gedrag of ecologische voetafdruk. Je wordt niet gedwongen — je wordt gestuurd. Door regels, voordelen, kortingen, of juist uitsluiting.
Dat is geen sciencefiction. Het is beleid. Het staat in Kamerbrieven, EU-documenten, beleidsnota’s en strategierapporten van de organisaties die invloed hebben op wetgeving, financiering en regulering.
Waarom nu?
Juist nu — in deze eindfase — is het cruciaal om te beseffen waarom alles op scherp wordt gezet. Waarom migratie niet wordt afgeremd, maar versneld. Waarom voedselzekerheid ineens ter discussie staat. Waarom oude normen worden afgebroken, of het nu gaat om cultuur, gezin, religie of identiteit. Waarom men jongeren vervreemdt van hun afkomst en ouderen tot ‘achterblijvers’ maakt.
De chaos, de verwarring, de woede en onmacht: het zijn geen bijproducten, ze zijn onderdeel van het gereedschap. Een verdeelde bevolking die elkaar wantrouwt, is makkelijk te controleren. Een bevolking die bang is, smeekt om bescherming. Een bevolking die moe is van conflict, accepteert elke oplossing, als het maar rust brengt. Zelfs als dat ten koste gaat van alles wat ooit normaal was.
Dat is het spel. En het wordt nu gespeeld met steeds minder terughoudendheid.